Daniel Kreuger N.V. S Hn c f] Schiedam,Tel.: 010 - 267878 Amsterdam Tel.:010-159634 Tel.:020-233397 Bouw- en Aannemingsbedrijf 0<m RESTAURATIES EN ONDERHOUDS WERK f &-«■• v if Het ontstaan en de vroegste ontwikkeling Waar nu de stad Schiedam ligt, was eens een grote inham van de Maas (Merwede, Nieuwe Maas). Het riviertje de Schie, dat zijn oorsprong heeft in het Hollandse veen gebied, kwam toen bij het huidige dorp Overschie in de Maas. De oude Maasdijk, de thans verdwenen Ouden Dijk, sloot de Schie met een dam af. Voor het zich ontwikke lende scheepvaartverkeer tussen het Hollandse vasteland (Kennemerland) en de Zeeuwse eilanden (Vlaanderen) vormde de dam een belemmering. De grote schepen moesten worden overgeladen, de kleine werden door mid del van een overtoom een brug op rollen over de dam getrokken. Bij die overtoom ontstond het dorp Sche of Schi, waarvan het eerst melding wordt gemaakt in een document van vóór 993. Aan de westzijde van de inham lag het dorp Hargan of Kethel. Door verlegging van de rivierbedding ontstonden ten zuiden van de Ouden Dijk aanslibbingen. Na verloop van tijd werden deze bedijkt. Op deze manier ontstonden de polders Nieuwiand (be grensd door de Vlaardingerdijk, Vlaardingerstraat, Breed- straat, Noordmolenstraat en de voormalige 's-Gravelandse Kade), Mathenesse (begrensd door de voormalige Laan- slootseweg, de Achtersingel, Singel en Rotterdamsedijk), en 's-Graveland (het'gebied tussen de 's-Gravelandse Kade en de Achtersingel). Een belangrijk aandeel in deze bedijkin gen had Aleida, zuster van graaf Willem II van Holland, echtgenote van Jan van Avesnes of Henegouwen. Zij deed c. 1260 het stuk land bedijken, dat nu begrensd wordt door de Singel, Boterstraat en Hoogstraat. Tevens legde zij de dam aan die de Vlaardingerstraat in één rechte lijn ver bindt met de Boterstraat en Hoogstraat. Hiermee was de Schie opnieuw maar nu zuidelijker afgedamd. De dam, identiek met de huidige straat van dezelfde naam, bezat een spoye of uitwateringssluis en een overtoom, geschikt voor het overhalen van schepen. Bij de nieuwe dam ont stond als bij de oude dam een nederzetting, die de naam kreeg van Nuwe Schiedamme (1264, 1268), Nuwerscie (1268), Nieuwendamme (1272, 1286). Het oude dorp Schie werd ter onderscheiding aangeduid met de namen Oude Sciedamme (1264), Ouder Schije (1286), Ouwerschie. Na ver loop van tijd werd uitsluitend de nieuwe nederzetting bij de nieuwe dam aangeduid als Schiedam. Op haar grond - het bedijkte Riviere - liet de gravin een kasteel bouwen, het Huis te Riviere, haar „woninghe te Nuwer Scie" (c. 1260). Van dit kasteel, dat in 1339 in het bezit van het geslacht Mathenesse kwam, is de ruine van de hoofdtoren nog aanwezig. Aleida kan worden be schouwd als de stichteres van de stad. Zij heeft veei voor „die nyewe plantinge" gedaan. Zij schonk het een kerk en een gasthuis (1262), stelde een jaar- en weekmarkt in (met haar neef graaf Floris V, 1270), verwierf voor de bewoners in 1273 tolvrijheid door Holland, en verleende het ten slotte in 1275 bepaalde rechten, waaronder eigen recht spraak en het recht van keur. Met dat privilege was de stad Schiedam geboren. Het stadje was voor alles een havenstad. In de 14e en volgende twee eeuwen hoorde een vrij aanzienlijk aantal koopvaardijschepen in haar haven thuis. Men voerde vooral op Engeland en Schotland (wol, huiden en steen kool) en de Oostzeelanden (graan). Verder was er een flinke vissersvloot. De haringvangst was van de aller grootste betekenis. De haring vormde het voornaamste uitvoerproduct. In vele uitgebreide ordonnanties regelde het stadsbestuur alles wat tot de vangst en bewerking van de haring behoorde. Over de aantallen schepen is mets met zekerheid te zeggen, maar tijdens Karei de Stoute (1467-1477) bezat de stad - volgens de Enqueste van 1494 - 5 koopvaarders en 36 vissersschepen. Scheepsbouw en een bescheiden lakenindustrie vormden andere middelen van bestaan. Het aanzicht van de stad wijzigde zich de eerste eeuwen na de stichting nauwelijks. De grootste veranderingen waren de aanleg van wallen en poorten (c. 1350), en de bouw van een nieuwe grotere kerk, waarmee rond 1340 een aanvang zou zijn gemaakt. Binnen de wallen bevon den zich vele weilanden, tuinen en boomgaarden. Nog in de 16e eeuw worden binnen de omwalling gelegen boer derijen verkocht. De groei verliep minder gunstig als bij de aanvang kon worden verwacht. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Belemmerend werkte het voortdurende pro ces van aanslibbing. Reeds in 1299 verleende graaf Jan II toestemming voor het graven van een haven vóór de dam. Deze haven die de natuurlijke stroming van de Schie zal hebben gevolgd, is de tegenwoordige Lange Haven. In 1336 was het nodig de haven te verlengen en de nieuw gevormde uiterwaarden ten zuiden van de stad (het Frankeland) te doorgraven. In 1391 moest de stad een aanwas, die zich tussen de haven en de Maas had ge vormd, kopen van de heer van Mathenesse om er een nieuwe haven te graven. Op deze wijze ontstonden de Buitenhaven en de Voorhaven. De omstandigheid, dat de stad ten westen, noorden en oosten geheel omsloten was door de gronden welke toe behoorden aan de machtige heren van Wassenaar en Mathenesse, verhinderde een ontwikkeling in die richtin gen. Ook naar het zuiden werd de expansie de pas afge sneden, toen hertog Aalbrecht in 1398 aan een hofdame Frankeland in eigendom gaf. Het zou tot 1483 duren voordat de stad de beschikking kreeg over deze voor haar zo gewichtige gronden. Geremd werd de groei tenslotte door het graven van de Rotterdamse en de Delfhavense Schie. Door middel van deze vaarten kregen Rotterdam (1340) en Delft (1389) deel aan het scheepvaartverkeer tussen noord en zuid. Het is helaas niet bekend of Schiedam gepoogd heeft het graven van deze vaarten te verhinderen. Toen ze er waren, hebben ze de stad beroofd van het grootste voordeel dat ze had op de naburige steden: het bezit van de enige toegang op de voornaamste vaarweg naar het binnenland. Voortaan zou den velen, spoedig de meeste schepen, Schiedam voorbij varen naar Delfshaven en Rotterdam. Haar rol van enige transitohaven was uitgespeeld. Schiedam van 1600 tot 1900 Gedurende enige eeuwen bleef de stad besloten binnen de grenzen van 1350. Het duurde tot het einde van de 16e eeuw, tot na de vrijmaking van het Habsburgse-Spacinse gezag, dat er van een nieuwe groei sprake was. De omwenteling van 1572 bracht alom een hernieuwing van handel en scheepvaart teweeg. Ook in Schiedam na men visserij en koopvaardij sterk toe. De toeneming werd zo groot dat het moeilijk werd alle schepen, die de haven bezochten of er thuis hoorden, te bergen. Bijzondere maat regelen waren nodig. Eén van deze was de bekading van de Korte Haven in 1580 en van de Lange Haven in 1597, waardoor meer schepen een ligplaats konden vinden. Voor de scheepswerven betekende dit een verhuizing van de Lange Haven naar de havenmond, het Hoofd. Do met de toeneming van de bedrijvigheid gepaard gaande vermeerdering van de bevolking werd allereerst opgevangen door de bebouwing van het nog open gebied tussen Lange Haven, Korte Haven en Westvest. In 1580

Gemeentearchief Schiedam - Adresboeken

Adresboeken | 1971 | | pagina 12